“Hij sloot het boek toen hij het had gelezen, en legde bij
de passage een merk waar hij wellicht makkelijk bij terug kon keren[1]”,
schreef John Capgrave rond 1350 in zijn boek ‘Leven van Sint Augustinus’. Uiteraard
heeft Capgrave dat zelf bedacht, want Augustinus overleed 900 jaar eerder. Maar
hij vond het blijkbaar heel normaal dat je bij het lezen van een boek een
boekenlegger gebruikte.
Middeleeuwse bibliotheek
Je vindt van deze boekenleggers soms nog de tastbare bewijzen tussen de
eeuwenoude bladzijden. Neem nu de zusters van het vrouwenklooster Bethlehem in
Nijmegen. Zij hadden onder andere een mooie bibliotheek, met diverse religieuze
boeken. Denk daarbij aan de Proloog van de Apocalyps van de evangelist
Johannes, een middelnederlandse vertaling van de 'Legenda aurea' van Jacobus de
Voragine en teksten over figuren uit de bijbelboeken Exodus en Leviticus. Op
dit moment zijn er nog zeven boeken overgeleverd uit de bibliotheek en die
worden bewaard in het Regionaal Archief Nijmegen. Drie van deze boeken geven
een bijzonder inkijkje op het leesgedrag van deze zusters.
Van boven naar beneden: NL-NmRAN 117-1399, 117-1400, 117-1398 |
Klavieren
Wie de drie boeken van de buitenkant bekijkt, ziet meteen
dat er van alles uitsteekt. Het meest opvallend zijn de klavieren aan de
voorkant van twee van de drie boeken. Klavieren zijn uitstekende ‘tabjes’, die
aangeven waar bijvoorbeeld een nieuw hoofdstuk begint. Nadat het boek is
geschreven en door de boekbinder is ingebonden, kan een eigenaar ervoor kiezen
deze klavieren aan te (laten) brengen. Bij deze boeken hebben de zusters zelf
klavieren gemaakt. Van rood leer hebben ze korte strookjes geknipt, deze om de
bladzijden heen gevouwen en vastgenaaid met 2 steken.
Nu nog 11 klavieren (van de ooit 14 klavieren) in NL-NmRAN 117-1400 |
Kolomwijswieltje
Het kolomwijswieltje uit 117-1400, met duidelijk zichtbaar het cijfer II |
Maar de klavieren steken niet als enige uit. Aan de
bovenkant van het boek steekt een stukje wit leer uit, dat tussen de bladzijden
verdwijnt. Als we dit leer tussen de bladzijden opzoeken, blijkt er een perkamenten wieltje aan te zitten. Een kolomwijswieltje.
Een kolomwijswieltje is een ingenieuze boekenlegger die teruggaat tot – in ieder geval – de veertiende eeuw. Het is een perkamenten
schijfje – het wieltje - , dat dusdanig vastgenaaid zit tussen een
dubbelgevouwen stukje perkament dat het nog rond kan draaien. Het wieltje bevat
de cijfers 1 en 2, de cijfers 1 tot en met 4 of de letters a, b, c en d;
corresponderend met het aantal tekstkolommen in de openslag van het boek waar
het bij hoort. Je draait het wieltje op het kolomnummer waar je gebleven bent
met lezen. Het gehele perkamenten kolomwijswieltje is langs het leeslint naar
boven en onder te schuiven, tot de hoogte waarop je gebleven bent met lezen. Je
kunt hiermee dus tot bijna op de regel nauwkeurig aangeven waar je verder moet
lezen.
Kolomwijswieltje van Anna, uit KB 73 G 3 |
Er zijn er vele tientallen kolomwijswieltjes overgeleverd
tussen de bladen van middeleeuwse handschriften en vroege drukken. Ook in
Nederland zijn er verschillende teruggevonden. In de Koninklijke Bibliotheek is
er in een klein manuscript een mooi exemplaar bewaard gebleven met een
eigendomsaantekening erop: ‘Anna Hillebrants dochter’. Het boekje, en daarmee
deze boekenlegger, is gedateerd omstreeks 1500.
Tweeling wieltje
Het kolomwijswieltje uit het Nijmeegse handschrift is extra bijzonder. De strook wit (schaaps?)leer is namelijk in de lengte ingeknipt om 2 leeslinten te vormen. En aan beide linten zit een
compleet kolomwijswieltje. De leren linten zitten aan één kant nog aan elkaar
vast. Dit gedeelte ‘rust’ op de kopsnede van het boekblok en de beide
leeslinten kunnen op elke gewenste plek in het boek worden gelegd. Van dit
soort ‘tweeling-wieltjes’ zijn er maar een handvol bekend in Europa. En Nijmegen heeft er één van!
[1] “He sperd the bok whan he had
red this, and leyd at the same reson a merk be whech he myth rydily turne
thertoo.”